Pannenkoeken, introductie over massa en volume

“Wat zijn de vier hoofdingrediënten van pannenkoeken?” De leerlingen zijn meteen scherp, want deze vraag hadden ze niet verwacht. De leesboeken waarmee ze iedere les beginnen, gaan aan de kant. De eerste vingers gaan enthousiast de lucht in.

Dit artikel is geplaatst in editie 2 van de NVOX uit 2017, het vakblad van de Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON)

Op deze manier start de natuurkundeles aan klas 2m: een havo-klas met leerlingen die, meestal vanwege problemen in het autistisch spectrum, les krijgen op onze afdeling Maasland. Qua lesstof zijn er geen verschillen met de havo-klassen op de reguliere havo/vwo-afdeling. Het verschil zit hem in de wijze van begeleiding van de leerlingen. Het eerste antwoord dat ik uit deze klas krijg is pannenkoekenmeel. Een antwoord dat ik al vaker gehoord heb, maar niet het antwoord dat ik wil horen.

Koken is een hobby van mij en ik vind het daarom leuk om leerlingen iets bij te brengen over de basis van ons eten. Bij scheikunde in klas 3 komen feiten over voeding en gezondheid vaker aan de orde, maar ook bij deze natuurkundeles in klas 2 is dat mogelijk. Zo is deze les niet alleen voor de leerlingen leuk, maar ook voor mij. Ik maak de klas duidelijk dat het pannenkoekenmeel niet helemaal het juiste antwoord is. “Ik kom dadelijk op je antwoord terug”, geef ik deze leerling geruststellend nog aan.

De juiste antwoorden komen uiteindelijk toch uit de klas: bloem, melk, eieren en zout. Maar ook een aantal andere antwoorden zoals suiker, water en meel komen langs. “Maar meel en bloem zijn toch hetzelfde?”, wordt er gevraagd. Zo ontstaat een leuk gesprek met de klas, want er is altijd wel iemand die weet wat het verschil is: bloem is gezeefd meel. En dat vormt meteen een bruggetje naar de eerdere paragraaf over scheidingsmethodes. Filtreren, scheiden op basis van deeltjesgrootte, hebben we namelijk enkele lessen eerder behandeld.

Ik had de klas beloofd terug te komen op de vraag over het pannenkoekenmeel. Wat zal er waarschijnlijk in een pak pannenkoekmix zitten, als je daar alleen maar water en eieren aan toe hoeft te voegen? Zonder een pak pannenkoekmix bij de hand te hebben, filosoferen we over zout, suiker en melkpoeder. Ik geef zelf nog weg dat er soms een anti-klontermiddel inzit om klontjes tegen te gaan. Of een rijsmiddel om de pannenkoeken wat luchtiger te maken. Doel 1 bereikt: meer kennis over de basis van ons voedsel.

massa en volume
Maar doel 2 gaat nog komen: kennis over massa en volume. De vier hoofdingrediënten die op het bord zijn opgeschreven, ga ik daarom aanvullen met veelgebruikte verhoudingen:

  • 400 gram bloem
  • 1 liter melk
  • 4 eieren
  • snufje zout

Deze lijst vormt de kapstok voor de rest van de les. “Wie weet hoeveel een snufje is?”. Al meteen wordt duidelijk dat dat geen vaste hoeveelheid is, maar een kleine hoeveelheid naar smaak. Daar gaan we dus verder niet meer naar kijken, hoewel zout qua smaak wel een belangrijk ingrediënt is. En dan de eieren. Moeten het 4 kleine of 4 grote eieren zijn? En hoe zou een kok of patissier nauwkeuriger aan kunnen geven hoeveel ei er nodig is? En zo komen we al snel op het uiteindelijke onderwerp van de les: massa en volume.

“Massa is een maat voor de hoeveelheid deeltjes waar de stof uit bestaat. Die meten we met een weegschaal.” Ik maak een tabel op het bord met twee kolommen. Boven de linkerkolom schrijf ik grootheid en boven de rechterkolom eenheid. Ik laat de leerlingen op hun werkblad, waar een vergelijkbare tabel opstaat, massa invullen. Bij de eenheid geef ik aan dat we de massa uitdrukken in kilogram. “Meneer, waarom in kilogram en niet in gram?”, hoor ik vanuit de klas zonder dat er een vinger opgestoken is. Altijd leuk dat er in iedere klas wel een leerling is die deze vraag stelt. “Dat is een afspraak die lang geleden gemaakt is”, geef ik de leerlingen aan zonder in te gaan op het SI-stelsel. “De kilogram wordt het meeste gebruikt in de natuurkunde, maar ook gram mag gebruikt worden.”

De tweede grootheid is volume. “Het volume is de ruimte die iets inneemt, dus hoe groot iets is. En bij wiskunde noemen ze dat inhoud.”. Ik houd een klein blokje in de lucht. “Hoe zou ik nu hier het volume, dus de inhoud, van kunnen bepalen?”. Dat is kennis die iedereen wel blijkt te hebben: lengte x breedte x hoogte. Samen met de leerlingen vullen we ook het volume in bij de kolom met grootheden. Bij de eenheid kijken we terug naar het recept voor pannenkoeken. Samen concluderen we dat de liter een eenheid is voor volume en die vullen we dus in. “Maar er is nog een eenheid”, zeg ik tegen de klas. “Wie kent er nog een?”. Het blijft even stil, dus tijd voor een hint. Ik steek het blokje weer in de lucht. “Als we hier de maten van weten in centimeter. Wat moeten we dan achter de uitkomst zetten van lengte x breedte x hoogte?” En nu komt het antwoord wel: kubieke centimeter. Net als bij de massa geef ik aan dat we de afspraak hebben meestal de kubieke meter te gebruiken en we die dus in de tabel zetten, maar dat ook de kubieke centimeter gebruikt mag worden. En met deze afronding van de theorie, ga ik met de klas oefenen aan de hand van een aantal lesopgaven.

Eenmaal op weg naar huis blijft de les in mijn hoofd hangen. Het was een leuke les, maar er moet nog meer mee kunnen. Volgend jaar maar eens daadwerkelijk pannenkoeken gaan bakken denk ik.

Download artikel: Pannenkoeken NVOX